Er zijn mensen die 200 kilometer ver zouden vluchten voor een spin. Begrijpelijk. Als ik tijdens een tv-avondje vanuit mijn zetel zo’n monster door de living zie spurten, denk ik ook maar aan één iets: waar is mijn pantoffel? En nu kruip ik in de wagen en rijd richting de uithoek van Vlaanderen met maar één hoop: de grootste en meest zeldzame spin van het land te zien. De grote oeverspin. Goed voor een lijf tot 2,5 centimeter, acht harige poten én een stevige beet. Want meneer of mevrouw de oeverspin eet al eens graag een stekelbaarsje of salamander. “Laat ons zeggen dat je deze beter niet vastpakt”, zegt specialist Koen Van Keer.
Zevenhonderd spinnensoorten telt ons land. Vaak klein grut. Zoals diegene die er een sport van maken om halfweg de E40 tergend traag van achter de zonneklep van je wagen naar beneden te glijden tot pal ...