De boete volgde vorig jaar op een besluit van het Europees Comité voor Gegevensbeschemring (EDPB) en werd opgelegd door de Ierse toezichthouder, omdat de Europese hoofdzetel van WhatsApp zich in Ierland bevindt. De chatapp voldeed niet aan de Europese GDPR-regelgeving die persoonlijke gegevens beschermt, omdat het bedrijf onvoldoende transparant was over wat er precies met de data gebeurt. WhatsApp vond de boete van 225 miljoen euro echter “volledig buiten proportie” en vroeg het Europees Gerecht om de nietigverklaring. 

Maar het Gerecht, een afdeling van het Europees Hof van Justitie, verklaart de eis van WhatsApp nu onontvankelijk, en stuurt het bedrijf nu naar de Ierse rechter, waar de boete wel kan worden aangevochten. Dat is zo voorzien in de Europese verdragen, klinkt het. Een nationale rechtbank kan de vraag indien nodig wel doorspelen aan het Europees Hof in de vorm van een prejudiciële vraag.