Erg gedetailleerde vragen van OM op proces over aanslagen, veel vragen van burgerlijke partijen over Abdeslam

© BELGA

Op het proces van de aanslagen van 22 maart 2016 zijn maandag de hele dag vragen gesteld aan de onderzoeksrechters en speurders. Het openbaar ministerie kwam als eerste aan de beurt, met vaak erg gedetailleerde en technische vragen. De burgerlijke partijen hadden dan weer veel vragen over beschuldigde Salah Abdeslam.

Bron: BELGA

De vragen van de procureurs gingen bijvoorbeeld over de eventuele vondst van slaappillen in de safehouses (die werden niet gevonden) en het gebruik van de pistool-emoji in chatgesprekken tussen Ali El Haddad Asufi en zijn Nederlandse neef (die gebruikten ze als ze het hadden over muziek). Ze wilden ook meer uitleg over de reeds veelbesproken telefonie van Hervé Bayingana Muhirwa en Bilal El Makhoukhi, over het bezoek van Mohamed Abrini aan het graf van zijn broer in Syrië of over de bezoeken van Ali El Haddad Asufi aan de Kazernenlaan in Etterbeek.

Het OM ging ook dieper in op de nota’s die de vriendin van Smail Farisi nam van de gesprekken die ze met hem had nadat hij werd opgepakt. Daaruit bleek onder meer dat Farisi naar eigen zeggen spijt had dat hij zijn appartement onderverhuurde aan Ibrahim El Bakraoui, die nooit had laten weten wat hij van plan was. Uit de nota’s blijkt ook dat de familie van Farisi na de aanslagen wist dat de daders in zijn appartement hadden verbleven, maar zijn vriendin niet. Ook zou Farisi aan haar verklaard hebben dat zijn familie beslist had dat hij niet naar de politie moest stappen. 

Attitude

De advocaten van de burgerlijke partijen hadden dan weer veel vragen over beschuldigde Salah Abdeslam. Een van de vragen was hoe vaak Abdeslam en zijn kompaan Sofien Ayari ondervraagd werd na hun arrestatie en of ze iets losten over mogelijke plannen die de resterende leden van de terreurcel hadden. Dat bleek niet het geval te zijn, zelfs al werden beide mannen tussen hun arrestatie op 18 maart en de aanslagen van 22 maart twee keer ondervraagd in het dossier van Parijs. Na de aanslagen hielden ze allebei vol dat ze niets met de aanslagen in Brussel en Zaventem te maken hadden. 

(Lees verder onder de foto)

© BELGA

Advocaat Adrien Masset, die slachtoffervereniging V-Europe vertegenwoordigt, peilde dan weer naar de attitude tegenover de terroristen die niet ‘tot het einde’ gingen: Abdeslam, Ayari, maar ook Mohamed Abrini en Osama Krayem. “Werden ze uitgesloten, kregen ze verwijten?”, vroeg hij. De onderzoeksrechters legden de verhoudingen uit binnen de groep - zo nam Abrini niet deel aan de besluitvorming en waren ook Abdeslam en Krayem minder betrokken - maar merkten ook op dat de situatie na 22 maart niet meer dezelfde was. Zo bleef er niet veel meer over van de cel, waren er niet veel contacten meer en waren de broers-El Bakraoui en Najim Laachraoui weg, zei onderzoeksrechter Olivier Leroux.

Aline Fery, advocate van het collectief Life4Brussels vroeg dan weer dieper in te gaan op de identiteit van Sofien Ayari. Hij deed de boodschappen voor de Driesstraat in Vorst en leek zich vrij te kunnen bewegen. Het grote publiek kende hem dan ook niet, wist niet hoe hij eruit zag en kende ook zijn valse identiteiten niet.

Masset en Fery bedankten maandag ook nog de onderzoeksrechters en speurders voor hun “zorgvuldig en professioneel” werk aan het onderzoek. Vorige week bedankte het OM en de burgerlijke partijen ook al de hulpverleners voor hun “heroïsche” tussenkomst op de dag van de aanslagen.

Aangeboden door onze partners