5 tot 10 jaar ‘recht op herstel’: Europa wil fabrikanten verplichten om toestellen langer repareerbaar te maken, maar Test Aankoop is kritisch

Themabeeld© Shutterstock

In de zoektocht naar een meer duurzame en circulaire economie heeft de Europese Commissie een nieuw wetsvoorstel op tafel gelegd omtrent het ‘recht op reparatie’. De bedoeling is dat fabrikanten van computers, smartphones of huishoudtoestellen er verplicht voor moeten zorgen dat hun apparaten voor een periode van minstens 5 of 10 jaar kunnen worden hersteld. De Europese Commissie wil zo voorkomen dat er te veel apparaten vroegtijdig worden weggegooid.

Gilles Liesenborghs

Tot nu toe wordt de consument enkel beschermd door een wettelijke garantietermijn van twee jaar. Is je toestel stuk binnen de eerste twee jaar na aankoop, dan kan je het gratis laten herstellen of zonder kosten een nieuw toestel krijgen in de plaats. Alleen als de fabrikant kan bewijzen dat de verantwoordelijkheid voor het mankement bij de gebruiker ligt, moest de consument er zelf voor opdraaien.

Maar nu zou de consument dus nog wat langer beschermd worden door de wetgeving. Europa wil de fabrikant ook na het verstrijken van de garantietermijn verantwoordelijk stellen voor zijn toestellen. Tot vijf of tien jaar na aankoop, afhankelijk van de normale levensduur van het product, zou de producent binnenkort herstelplicht hebben. De klant hoeft dus geen nieuw toestel te kopen, maar kan altijd vragen om het defect apparaat te laten repareren. Enig verschil met de garantieperiode: de kosten van het herstel zijn wel voor de consument.

LEES OOK. Hoe duurzaam is het meest milieubewuste toestel van Nokia echt? Dit denkt onze Gadget Inspector (+)

Herstelinformatieformulier

Europa hoopt dat mensen op die manier sneller zullen kiezen om een toestel te laten herstellen in plaats van een nieuw exemplaar te kopen. Bij het voorstel hoort ook een extra beschermingsmechanisme voor de consument. Wie zijn toestel binnenbrengt voor herstel, heeft recht op een ‘herstelinformatieformulier’. Daarop staat alle praktische info over de herstelling: hoelang het zal duren, hoeveel het kost, of er een vervangtoestel aangeboden wordt, etc.

De nieuwe richtlijn zou een serieuze aanpassing vragen voor fabrikanten. Het design van een toestel moet binnenkort voorzien zijn op de mogelijkheid om hersteld te worden, iets wat nu vaak niet het geval is. De producent hoeft de reparatie daarom niet altijd zelf door te voeren, maar is wel verplicht de nodige informatie te delen met herstelcentra die het toestel uiteindelijk in handen krijgen.

LEES OOK. Laat je niet strikken door ‘Pinokkio-producten: hoe marketeers soms via achterpoortjes de consument proberen te overtuigen (+)

“Beter langere garantietermijn”

Hoewel het voorstel als doel heeft om de consument extra te beschermen en de economie duurzamer te maken, is consumentenorganisatie Test Aankoop er toch niet helemaal voor gewonnen. “We maken ons een beetje zorgen om het feit dat de hersteller mag vragen wat hij wil voor een reparatie. Uit ervaring weten we dat consumenten bereid zijn om tot 20-30 procent van de aankoopprijs te betalen voor een herstelling, maar als er meer wordt gevraagd, zullen ze toch nog altijd opteren voor een nieuw toestel”, zegt woordvoerder Laura Clays.

(Lees verder onder de foto)

Vooral voor toestellen met een langere levensduur zou Test Aankoop liever een langere garantietermijn zien.© © Zoonar/Trischberger

“Test Aankoop pleit voor een gedifferentieerde garantietermijn. Dat een elektrische tandenborstel een wettelijke garantie van twee jaar heeft, valt te begrijpen, maar toestellen die volgens een normaal gebruik lang meegaan, denk aan een diepvries of een wasmachine, moeten veel langer onder garantie vallen. Op die manier is een producent, nog meer dan bij het nieuwe voorstel, verplicht om na te denken over duurzame producten die heel die termijn meegaan.”

Het ‘right to repair’-voorstel moet nog besproken worden met verschillende experten en zal dus mogelijk nog wijzigingen ondergaan. De bedoeling is dat het uiteindelijk wordt omgezet in een ‘richtlijn’. Dat wil zeggen dat lidstaten zelf moeten kijken hoe ze het concreet implementeren in hun nationaal recht.

Aangeboden door onze partners