Om de impact te verduidelijken, liet Febeliec getuigenissen horen van twee directeurs van grote bedrijven met verschillende vestigingen in Europa: verpakkingsbedrijf VPK en chemiebedrijf Ineos Inovyn. Beide verklaarden dat nieuwe investeringen steevast naar buitenlandse fabrieken gaan, in plaats van naar België. 

“In het geval van VPK bedraagt het prijsverschil voor elektriciteit -voor een gelijkaardige productie- 20 miljoen euro tussen België en Frankrijk”, illustreerde CEO Pierre Macharis, “en dat op een jaaromzet van 220 miljoen.” Het gaat hier om jobs, om inkomsten voor de sociale zekerheid en zelfs om restwarmte voor de omgeving die ons land op die manier verliest, waarschuwde hij.

Wat kan België doen? In de eerste plaats de kosten voor het transmissienet en de taksen op gelijke hoogte brengen met de buurlanden, klonk het. “De grote verschillen zijn niet langer te verantwoorden”, aldus Sterckx, die ook bezorgd is over mogelijk verdere prijsstijgingen in ons land om de miljardeninvesteringen te dekken.

Daarnaast zou België ook moeten voorzien in een compensatiemechanisme voor de industrie als de elektriciteitsprijs weer gaat stijgen. “In Frankrijk profiteert de industrie van het gereguleerde ARENH-tarief voor hun basisverbruik, Duitsland heeft recentelijk dan weer een “Strompreisbremse” ingevoerd die bedrijven beschermt tegen nieuwe prijsstijgingen”.

Tot slot pleitte Febeliec ook voor voldoende beschikbaarheid van stroom, door te blijven investeren in kernenergie.